In ons dichtbevolkte land met zijn sterke demografische en economische expansie is er grote behoefte aan bouwlocaties, wegen en havens, en aan ruimte voor recreatie en natuur. Ook natuurontwikkeling en zonneparken eisen hun tol. Vruchtbare landbouwgrond krijgt vaak achteloos een andere bestemming. Is dit verstandig?
De moderne, verstedelijkte mens is zeer mobiel, woont steeds ruimer en heeft in zijn vrije tijd behoefte aan natuur en recreatie. Zij of Hij is geneigd het platteland te beschouwen als een enorme leegte die er op wacht om opgevuld te worden met zogenaamd ‘nuttiger’ zaken zoals wegen, woningen, kantoren, bedrijfshallen, en voorzieningen voor recreatie en toerisme. Zo worden landbouwgronden in hoog tempo opgeofferd aan stedenbouw, natuur en recreatie.
De groei van Hoofddorp en de bedrijvenparken rondom Schiphol hebben weinig overgelaten van het uitgestrekte akkerbouwgebied dat de Haarlemmermeerpolder eens was. Bij Zoetermeer is een bos van 800 hectare aangelegd, het Bentwoud; net als de Haarlemmermeer een gebied met voorheen goed renderende akkerbouwbedrijven op vruchtbare zeeklei. Andere voorbeelden: de bouw en uitleg van Almere en de Leidsche Rijn ten westen van Utrecht.
Naast bevolkingsgroei, toename van stedelijke functies en uitdijende steden is de krimp van het boerenland mede het gevolg van het afnemende economisch belang van de landbouw in onze samenleving. De akkerbouw, tuinbouw en veeteelt leveren immers relatief een steeds bescheidener bijdrage aan het nationaal inkomen en de werkgelegenheid. En met de afname van het aantal agrarische bedrijven is ook de politieke invloed van de boerenstand verminderd. Hiermee is het vroeger zo invloedrijke en door sommigen gevreesde ‘groene front’ als politieke machtsfactor meer naar de achtergrond verdrongen.
Hierbij komt dat de rol van de land- en tuinbouw als producent van voedsel bijna onzichtbaar is geworden binnen de samenleving. De binding met het platteland en de kennis over hetgeen zich afspeelt op de agrarische bedrijven is verloren gegaan. De manier waarop voedingsmiddelen in de supermarkt worden aangeboden werkt verdere vervreemding van de herkomst van ons voedsel in de hand. Het vraagt nogal wat van de verbeelding om bijvoorbeeld de in een plastic bakje en folie gewikkelde kuikenborsten in verband te brengen met driftig rondrennende, kakelende kippen.
Er is wel eens gekscherend gezegd dat de gemiddelde stedeling het platteland slechts ervaart als het gebied waar zij/hij doorheen rijdt om van stad A naar stad B te komen. Over en weer wordt de beeldvorming vertroebeld door vooroordelen. Er is de boer die, volledig opgaand in zijn werk en ver van de centra van de macht, moet opboksen tegen allerlei politieke eisen: milieueisen, mineralenboekhouding, dierenwelzijnseisen, omvang van de veestapel. Hij of Zij voelt zich onbegrepen en voelt zich geroepen de strijd aan te gaan voor behoud van zijn bedrijf en zijn manier van leven.
Andersom is er de stedeling die geen binding (meer) voelt met de boerencultuur en het boerenbelang geringschat. Van deze kant zijn er geluiden dat er in het dichtbevolkte Nederland geen plaats is voor vervuilende land- en tuinbouw en zeker niet voor intensieve veehouderij. Bovendien zijn er toch al productieoverschotten en slokt de landbouwsector grote bedragen aan subsidie op. Intussen boekt de natuur- en milieubeweging het ene succes na het andere met de omzetting van landbouwgrond in natuurgebied.
Neem de Hedwigepolder langs de Westerschelde in Zeeuws Vlaanderen tegen de grens met België: rond een eeuwenoude polder van honderden hectare vruchtbare grond zijn de dijken doorgestoken om getijdennatuur mogelijk te maken. De journalist Chris de Stoop heeft hier een aangrijpend boek over geschreven, ‘Dit is mijn Hof ‘. Hier heeft de natuurlobby, zoals zo vaak, het gewonnen van het boerenbelang. Zij verkwanselt dit oude boerenlandschap zonder nadenken maar vergeet dat het een grote culturele en agrarisch waardevolle schat vertegenwoordigt, zo schrijft De Stoop.
Het opofferen van zulke waardevolle landbouwgebieden ter wille van de natuur zou naderhand een onvergeeflijke fout kunnen blijken. Om milieu- en diervriendelijk te kunnen boeren, hetgeen voor duurzame voedselzekerheid een vereiste is, hebben we die landbouwgrond nodig. Eiwitrijk veevoer, bestemd voor de intensieve veeteelt, wordt nu met scheepsladingen van overzee aangevoerd en veroorzaakt een overschot aan fosfaten en nitraten. Een verantwoorde, toekomstbestendige veeteelt daarentegen moet grondgebonden zijn. Dat wil zeggen dat het veevoer op dezelfde plek, liefst op hetzelfde bedrijf, wordt geteeld als waar de dieren worden gehouden. Op deze manier kan de mineralenkringloop worden gesloten.
Bij alle aanspraken op de landbouwgrond voor natuurontwikkeling en stedelijke functies heeft de samenleving een blinde vlek voor het feit dat landbouwgrond een onvervangbare natuurlijke hulpbron is. Zij miskent de essentiële functie van landbouwgrond voor de teelt van voedsel- en voedergewassen en van de agrarische sector als voedselproducent. Het platteland is geen natuurgebied, maar is ‘man made’ en bestaat uit gebieden waar van oudsher voedsel en grondstoffen voor de steden worden geproduceerd. En niet voor niets, want lange aanvoerlijnen maken de voedselvoorziening ook nog eens kwetsbaar.
Al eerder gepubliceerd in het Nederlands Dagblad van 11 maart 2024 onder de titel 'Het boerenland mag geen restpost zijn van de planologie'
Reactie plaatsen
Reacties