Omleiding rivier maakt droge Sahel groen

Gepubliceerd op 11 juli 2023 om 12:08

Het Tsjaadmeer is een natuurlijk zoetwaterbekken, gelegen in de Sahel, een droog savannegebied ten zuiden van de Sahara. Door afname van de watertoevoer via de rivier de Chari is het meer dramatisch gekrompen. Vissers, veehoeders en akkerbouwers verliezen hun bestaansbronnen. Het debiet van de Chari kan weer op peil worden gebracht door water van het stroomgebied van de Kongorivier naar de aangrenzende Chari over te brengen volgens een techniek die Interbasin Water Transfer wordt genoemd. 

 

Als Moeder Natuur haar moederrol werkelijk waar zou maken dan zou zij ervoor zorgen dat neerslag gelijkmatig over de aardbol was verdeeld en ook dat rivieren hun water precies daarheen brachten waar mensen het het hardst nodig hebben. Dit is helaas vaak niet het geval. Gelegen in de Sahel, een droog savannegebied ten zuiden van de Sahara, is het Tsjaadmeer dan ook een uitzonderlijk, natuurlijk zoetwaterreservoir. Het vlakke, ondiepe meer dankt haar bestaan aan het Chari-Logone rivierstelsel dat haar jaarlijkse debiet van gemiddeld bijna 40 miljard m³ - ongeveer vijfmaal het debiet van de Rijn - naar het meer afvoert. Het stroomgebied van deze rivieren omvat het betrekkelijk regenrijke zuidelijke kwart van Tsjaad, het Noorden van de Centraal Afrikaanse Republiek en een deel van Noord-Kameroen. Het meer is de laatste decennia dramatisch gekrompen van 25 duizend km2 – ongeveer de oppervlakte van België - naar slechts een derde van dat oppervlak. Een uniek ecosysteem dreigt verloren te gaan waardoor talloze vissers, veehoeders en akkerbouwers van hun bronnen van bestaan worden beroofd. Waterexperts kunnen dit verzuim van Moeder Natuur corrigeren door een techniek die Interbasin Water Transfer wordt genoemd: het overbrengen van water van het ene rivierbekken naar een aangrenzend bekken.

Al begin vorige eeuw ontwikkelde het Duitse koloniale bestuur een visionair plan om water vanuit het immense, zeer regenrijke stroomgebied van de Kongo om te leiden naar het laaggelegen Tsjaadmeer door de Kongo en de Chari ‘aan elkaar te knopen’. De tamelijk vlakke waterscheiding tussen de bekkens van de Chari en de Kongo maakt een dergelijk project, hoewel enorm van omvang, technisch betrekkelijk eenvoudig uitvoerbaar. De technische haalbaarheid van dit plan werd destijds ook al hoog aangeslagen, mede vanuit de wetenschap dat het Tsjaadmeerbekken, geologisch gesproken, nog maar kortgeleden, een binnenzee is geweest die in verbinding stond met een binnenzee in het Kongobekken. Dit gedurfde plan kreeg eind jaren tachtig van de vorige eeuw weer aandacht toen het door Japan op een lijst van ‘Global Super Projects’ werd gezet.

Het stroomgebied van de Chari wordt door de Oubangui-rug, een bescheiden hoogte, gescheiden van het stroomgebied van de Kongo, na de Amazone de waterrijkste rivier op aarde. Door de noordelijke zijtak van de Kongorivier, de Oubangui (zie kaart rechtsonder), op één of meer plaatsen af te dammen, kan het opgestuwde water doormiddel van tunnels en kanalen worden afgevoerd naar één of meer zijrivieren van de Chari aan de noordzijde van de Oubangui-rug. Het debiet van de Chari zal hierdoor met vele miljarden m³ per jaar kunnen toenemen waardoor het Tsjaadmeer zich probleemloos zal vullen en het hele jaar door op peil zal blijven.

Toegepast op Nederland, maar dan oneindig kleiner van schaal dan in het geval van de Kongo en de Chari, zou het betekenen dat de Maas bijvoorbeeld bij Roermond zou worden afgedamd en het opgestuwde rivierwater via een kanaal oostelijk naar de Rijn zou worden omgeleid. Ons land noch Duitsland hebben hier baat bij, maar het zou anders zijn als de Maas structureel een overschot aan water had en de Rijn een tekort

 

In het verleden bestond er niet direct een noodzaak om het Tsjaadmeerbekken vanuit het Kongobekken extra met water te voeden, maar onder de huidige doem van een groeiende bevolking, een toenemende behoefte aan drinkwater, irrigatiewater en viswater, is de urgentie ervan duidelijk toegenomen. Eind vorige eeuw geleden opperde Japan, op zoek naar investeringsmogelijkheden voor zijn opgepotte duizenden miljarden dollars, het idee om een ‘Global Infrastructure Fund’ te vormen voor ‘Global Super Projects’. Een van de voorgestelde projecten betrof het omleiden van rivieren zoals de Nijl en de Kongo om de Sahara van water te voorzien. Door de economische crisis die Japan daarna kreeg te verwerken, verdween het projectvoorstel in de la, maar misschien wordt het ooit weer geactiveerd.

Bij het verknopen van beide rivieren hoeft het trouwens niet te blijven, want het Tsjaadmeerbekken is via een wadi, de Bahr el Ghazal, verbonden met een veel grotere, tachtig meter lager gelegen depressie, de Bodélé-laagte (donkergroen gebied rechts boven op de kaart), ook wel Djourab genoemd, die geologisch gezien deel uitmaakt van het Tsjaadmeerbekken. Hier, zo’n 600 km noordwaarts, in de Tsjadische Sahara, kan zich dus nog moeiteloos een tweede zoetwatermeer vormen van minstens vergelijkbare afmetingen als het Tsjaadmeer. Hoe zit het heden met de haalbaarheid?

Maar liefst zes landen zullen bij dit megaproject betrokken zijn. De Democratische Republiek Kongo, de Centraal Afrikaanse Republiek, Niger, Nigeria, Tsjaad en Kameroen zouden er gezamenlijk de schouders onder moeten zetten. Op de eerste twee genoemde landen na betreft het landen in klimaatzones met grote extremen in droogte en regenval. Daarbij groeit hun bevolking snel en komt deze steeds meer knel te zitten op de overgebleven bewoonbare, vruchtbare landsdelen. Betrokken landen in het Tsjaadmeerbekken hebben groot belang bij het voortbestaan en vooral uitbreiding van het meer ten behoeve van visvangst, veeteelt, akkerbouw en drinkwatervoorziening. Het gaat bovendien om landen die de strijd tegen woestijnvorming (‘Lutte contre la séchéresse’) op hun programma hebben staan en die zitting hebben in de ingedutte Tsjaadmeerbekken Commissie (‘Commission du Bassin du Lac Tchad’). De Centraal Afrikaanse Republiek en de Democratische Republiek Kongo zullen op een andere manier kunnen profiteren van dit megaproject. Een of meer stuwmeren in de Oubangui kunnen waterkracht leveren aan hun steden, met name aan Bangui, hoofdstad van Centraal Afrika.

De nadelen voor het zo waterrijke Kongogebied lijken op het eerste gezicht beperkt, terwijl er voor het Tsjaadmeerbekken en ook de Bodélé-laagte vooral voordelen aan het project vast lijken te zitten: volop water voor mens en dier, een grotere soortenrijkdom van flora en fauna en minder meteorologische extremen. Veel dorpen en steden langs de benedenloop van de Logone en de Chari zijn van oudsher op zandruggen gebouwd wat ze minder kwetsbaar maakt voor hogere waterstanden dan men nu gewend is.

Ecologisch gezien zal deze drastische ingreep in de waterhuishouding ongetwijfeld grote gevolgen hebben voor een immens gebied. Wat die gevolgen zijn, is moeilijk in te schatten en zal moeten worden bestudeerd. Problemen kunnen er worden verwacht op het punt van ziekten en plagen die in een waterrijke omgeving in een tropisch klimaat gewoonlijk goed gedijen. Maar vooral de geringe economische en politieke haalbaarheid maakt realisering twijfelachtig. Het betreft arme landen die het aan de benodigde middelen ontbreekt en die afhankelijk zijn van financiering door fondsen van bijvoorbeeld de Wereldbank. Aangezien dit project over zoveel landsgrenzen heen reikt en de betrokken regeringen niet bekent staan om hun krachtdadigheid, visie, of om hun bereidheid tot samenwerking, zal het niet meevallen om tot werkafspraken te komen. Maar ondanks alle mitsen en maren blijft het omleiden van de Oubangui rivier naar het Noorden een fascinerend plan en een nieuwe haalbaarheidsstudie waard. Zeker ook omdat dit project kan bijdragen aan de strijd tegen klimaatverandering.   

Reactie plaatsen

Reacties

Lex van Rootselaar
8 maanden geleden

Waarom de Sahel niet gebruiken om zonneenergie te verzamelen ?

Jacques van Nederpelt
4 maanden geleden

De Woestijn (Sahara) heeft veel meer zonuren, ligt dichter bij Europa en is uitgestrekt genoeg om ons van energie te voorzien.